Blub, blub
Geachte schildermevrouw. Je hebt me destijds niet gezien. Ik ben een waterwezen dat de mensheid regelmatig observeert. Toen jij daar bezig was, toen je de stengels schilderde waarachter ik te zonnen lag, heb ik je waarlijk bewonderd om jouw entourage en energie.
— Ik geef les. Vandaag of morgen kom ik boven water en meld me dan, mét pardon, bij jou aan. Ik zal je aangrijpende foto’s van gezwellen en “enge” ziektes tonen. Er zijn ook veel bandopnames van gegil en hartverscheurend geschreeuw.
— Mensen lijden -bij het perverse af- aan selectieve verontwaardiging. Maar wij zijn er ook nog en spreken graag een woordje mee. Want zó kan het niet meer.
Als je het het minst verwacht zal ik voor je staan, begeleid je dan graag door de veelheid aan sferen van onze wonderbaarlijke onderwaterwereld heen. Ik stel je dan tevens voor aan de Colleges van Drie en van Eénentwintig. Ze staan borg voor gelijkwaardigheid en harmonie.
— Het zal je bij ons bevallen. Het totaal gaat er zijn voordeel mee doen.
Tot ziens. Tot straks.
Met vriendelijke groeten:
Algje van der Zee