Een pufje
Alsof ik mij onder water voortbeweeg, zo traag en moeizaam sleurt de zich als een sluier vermomde lucht mijn longen in, wordt het moegestreden weefsel uiteindelijk met leven noch dood gevuld.
— Brand in het brein, en gillend zware benen. De afstand tussen het hier en nu en mijn hut, waar zich mijn redding bevindt, is als een ruimtereis zonder richtingsduiding, is het tenslotte zieltogende bemachtigen van een witte flacon die me straks als een trapezewerker zal weten wèg te roven éven voor mijn stikken in de hel. Eén enkel pufje. Eén hijs verwijderd van het nog nèt niet overleden zijn.