Het gebeurt
Er was niet een èchte aanleiding om ze zo te noemen. Het sloop erin. Het kwam er van. Op een gegeven moment was het een feit. Voor een deel van de bevolking werden zij De Argeloze Drommen in het Zwart.
— Er werd hen niet al te veel in de weg gelegd. Ook was het niet zo dat er vrij-baan werd gemaakt. Ze waren er nu eenmaal. Soms was er commentaar. En voor het overige: zoals het vaker gaat: het “wij en zij” normeert, scheidt, brengt bij elkaar en parallelt.
— De groep werd steeds hechter en groter. Ze deden wel mee met het gebruikelijke, maar in feite was er niemand die wist wáár, wanneer en waarmee. Op een nacht bewogen jong en oud (sterk variërend in hoogte) zich uiteindelijk voort op de as van een àflopende straat. Een lange sliert van éénvormig geklede- en bewegende wezens opweg naar wat!? Gingen ze in deze vroegste uurtjes richting verstrooiing en vergetelheid, hunkerden ze wellicht naar vormen van zinsbegoocheling of van plat vermaak!?
— Alsof er een signaal was, alsof er een klaroenstoot geklonken had, hielden ze plotsklaps halt en richtten zich op kleine onderkomens aan beide zijden van de straat. Volslagen identieke woninkjes waren het. De om-en-om staanden staken -als geprogrammeerd- over, en verdwenen na het sluiten van de deuren voorgoed uit beeld.
— En weet je wat het werkelijk verontrustende is? Ik heb mijzelf in dit “carnaval” herkent. Ik was erbij. Ik maakte er deel van uit.
Op het moment heb ik niets meer te zeggen. Ik geef er de voorkeur aan vanaf nu m’n mond te houden. Ik zwijg. Ook nu weer genereert een niet nader te definiëren scheuring een rafelpatroon als monument.