Niet meer bang
Eindeloze verten. Slenteren over de scheidslijn van droog en nat. Verrassende wendingen; het grillig doven van de golven op het strand.
— Gaan. Een gesmoorde gil of schreeuw. Hoog boven mij wappert mijn levensboek alsof het een vogel is. Het morst betraande passages wat voelt alsof er uit het vogellijf, opluchtend ook, hartevolle zaken via strot en snavel uit haar worden weggegrist.
— Als ik ga liggen, graaft de tijd mij in. Als ik de tijd z’n gang laat gaan, ga ik terug naar het begin. Vlerkenvleugels vogelen bladerend door mijn leven. Bij iedere kreet wordt er een oorzaak tegen wat volgen moest weggestreept.
— Ik was geen onbeschreven blad toen het startte. Geboren worden om weer te zullen sterven binnen de veilige ommuring van één geheel.