Oelala
Als op samengebonden gondels puntert het water jou die engte in, die tunnel in die zich steeds verder vult waardoor de aanwezige zuurstof raakt weggemorst.
— Jouw gektes blijven bij mij veilig. Wat jij naar buiten perste, wat jou lekken deed, ondermijnt het eigen fundament, doet jou steeds verder verminderen, wringt je tergend langzaam, dodelijk dunner wordend, volslagen uit.
— Als je straks, vellig, en nog slechts door leugens omgort, wordt ómgeblazen, zal ik er zijn, zal ik je vullen met mijn adem, zal ik je helpen jezelf te doen herstellen tot het wezen waar doorheen ik ooit, hierbij elkander plagend en vermakend, zo vrijelijk stromen mocht.
— ( “M’n rug op met dat verrekte lot.”)