Onvoorstelbaar
Alsof er met één enkele armezwaai het totale leven zou kunnen worden verklaard, zó zag ze er uit.
— Ze was lang, dun en sterk. IJzersterk. Onorthodox gekleed was ze. Ik weet niet meer hoé of met wat, maar dissonanten ontbraken…; oorspronkelijkheid zonder franje. Eénvoud. Balans. Ze was overtuigd van zichzelf; één met haar verhaal, honderd procent haar weg.
— Langs een venijnig stijgende gil klom ze onverschrokken omhoog, ontdeed zich daar van nog resterende ballast, gleed terug naar waar dit verhaal begon en ging over tot het acteren van panische angst. Steeds was het alsof ze naar óns verwees. Hoe dan ook, gespiegeld in háár, rafelde mijn fraai geweven kleed van levensverworvenheden uit elkaar, werd ik bang voor mijn naaktheid en de holte die daarachter lag, en weende ik mee met mijn, in weerwil van zoveel, verder rustig kloppende hart.
— Het was alsof ik langzaamaan uit mijn verstarring werd losgeweekt, weer opgewekt deel ging nemen aan het aan alles ten grondslag liggende geheel. Weer mens onder de mensen. Nooit meer “teveel”.