Stenen sterrenkind
Terwijl de rondgeworden steen traag zijn weg vervolgd, dendert het leven op het droge, op de hoge wallekanten, onverdroten voort.
De regen deert hem niet. De snijdende wind laat hem volslagen koud. Alleen het binnendringende licht, zo ferm en sterk vooruitgeworpen door de zon, stookt zijn hartevuurtje op en doet hem trillend verlangen naar meer, doet hem hartstochtelijk hunkeren naar nóg meer licht.
Vorst en ijzel deren hem niet. De bliksem en het onweer laten hem volslagen koud, want als je, volledig omringd door water, zwevendzwemmend aan De Grote Levensstromen onderhevig bent en je bemint het licht, leer je al snel hemelwaarts te blikken, leer je al snel je hele wezen zó in te richten om maximaal te kunnen genieten van de aan óns geadresseerde aandachtsstralen, van de aandachtsstralen afkomstig van de tot de verbeelding sprekende Glowing Maid. Leer je ook dat het boven jou aanwezige water als een alziende lens kan dienen waarmee je het verleden, de toekomst en de geheimzinnige dimensieloze sferen in turen kunt, zodat je zelfs eens een scherfje ontdekken ging van een ooit uitééngespatte ster, waardoor je toen plotsklaps
-herkennend- zeker wist…: niet lang na nu ben ik eindelijk weer een dolgelukkig, rondhopsend, ellipsenbeschrijvend, geinig stenen sterrenkind.