Transparant
Eerst was er niets dan die gil, die schreeuw.
Daarop kwam er een barenswee.
Daar stond ‘ie dan. De Grote Tovenaar.
En alles bloeide naar zijn gebaar.
Een hel van licht. Oceanen vol hitte. Geen vlammen of branders te ontwaren. Een eigen dynamiek. Een in zichzelf bestaand geheel. Het alles opslokkend wit.
Knarsend en krakend werkte er zich een schuif omhoog. Zuiver glas als magma vloeide als traag geworden water door een goot. Het bleef vallen zoals ik het ook almaar stijgen zag. Het spatte weg en vormde zich tot bogen. Er gingen vloeren, kelders en kraters ontstaan. Ik voorvoelde de komst van wouden, arena’s en theaterzalen.
Ik droom dit niet. Waarachtig gehallucineerd heb ik nooit. Wel heb ik vurig gehoopt. Er is niets te vrezen. Ze komt tot stand. Eindelijk. De Verborgen Glazenstad.